De Europese Unie heeft zich ten doel gesteld om voor diverse luchtverontreinigende stoffen voorstellen te formuleren van grenswaarden voor de luchtkwaliteit ter bescherming van mens en milieu. Het beleid richt zich nadrukkelijk op de bescherming van het leefmilieu en het verbeteren van dit leefmilieu. In Nederland is dit vertaald naar de ‘Wet luchtkwaliteit’ welke sinds 15 november 2007 van kracht is. Deze wet vervangt het ‘Besluit luchtkwaliteit 2005′. De kern van de ‘Wet luchtkwaliteit’ bestaat uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen.
Daarnaast voorziet de wet in de planmatige aanpak voor Nederland om de Europese luchtkwaliteitseisen te halen: Het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL bevat afspraken om op nationaal, provinciaal en regionaal de gestelde eisen te halen. Daarbij is rekening gehouden met gewenste en geplande ruimtelijke ontwikkelingen. De uitvoeringsregels behorend bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (AMvB) en ministeriële regelingen (MR) die gelijktijdig met de ‘Wet luchtkwaliteit’ in werking treden.
Het zijn met name fijnstof (PM10, PM2,5) en NO2 die in Nederland zorgen voor overschrijdingen van de grenswaarden. Uit epidemiologische studies blijkt dat het wonen nabij (snel)wegen nadelig is voor de gezondheid . Er bestaat een direct gezondheidseffect aan de longen als gevolg van blootstelling aan te hoge concentraties PM10 en NO2.
De grenswaarde per 1 januari 2010 voor de jaargemiddelde NO2 concentratie bedraagt 40 µg/m3. De plandrempel voor de jaargemiddelde NO2 concentratie bedraagt 46 µg/m3 in 2007 en loopt lineair af tot 42 µg/m3 in 2009. De grenswaarde bij drukke (snel)wegen als uurgemiddelde die 18 keer per jaar mag worden overschreden in 2010 bedraagt 200 µg/m3. [Staatsblad 414, artikel 5.16a, voorschrift 4.1]
De grenswaarde voor de jaargemiddelde PM10 concentratie bedraagt 40 µg/m3. De grenswaarde als 24-uursgemiddelde die 35 keer per jaar mag worden overschreden bedraagt 50 µg/m3. [Staatsblad 414, artikel 5.16a, voorschrift 2.1 en 2.2]
Vanaf 1 januari 2015 dient tevens te worden getoetst aan de grenswaarde voor PM2,5. De grenswaarde voor de jaargemiddelde PM2,5 concentratie bedraagt 25 µg/m3.
Het begrip ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) is opgenomen in een AMvB (Besluit NIBM) en een MR (Regeling NIBM). Een project is NIBM als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3% (na ingang van het NSL) of 1% (tot ingang van het NSL) van de grenswaarde. Dit begrip maakt ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk in overschrijdingssituaties. Elk project dat NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit kan uitgevoerd worden. Binnen gestelde omvanggrenzen is geen toetsing aan de grenswaarden van de luchtkwaliteit noodzakelijk. Wel blijven de begrippen goede ruimtelijke ordening en blootstelling van kwetsbare groepen van belang. In de Regeling NIBM is een lijst opgenomen met categorieën van gevallen die NIBM bijdragen, zoals bijvoorbeeld bepaalde kantoorlocaties, landbouwinrichtingen en spoorwegemplacementen.
Tevens is met de ‘Wet luchtkwaliteit’ de vernieuwde regeling ‘Projectsaldering luchtkwaliteit 2007′ van kracht. Saldering is de mogelijkheid om ruimtelijke plannen uit te voeren die in betekenende mate (IBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging en zorgen voor overschrijding van de grenswaarden voor PM10 en stikstofdioxide en niet in NSL zijn opgenomen. Het gaat daarbij ook om plannen die de luchtkwaliteit ter plekke iets kunnen verslechteren, maar in een groter gebied per saldo verbeteren. Saldering moet plaatsvinden in een gebied dat een functionele of geografische relatie heeft met het plangebied.
In het algemeen geldt dat in gebieden waar de gestelde grenswaarden voor NO2 en fijnstof niet worden overschreden, plannen kunnen doorgaan. In gebieden waar de grenswaarde voor NO2 of fijnstof wel wordt overschreden, kan een project toch doorgaan indien de plannen geen of geen effecten hebben op de luchtkwaliteit ten opzichte van voorgaande jaren.